RECHTSHERSTEL VOOR TOESLAGENKINDEREN EN -OUDERS - SOS-Jeugdzorg

Gastblog

RECHTSHERSTEL VOOR TOESLAGENKINDEREN EN -OUDERS

apr 21 2022 Mr Ir Peter Prinsen, oud-advocaat

Hereniging van uithuisgeplaatste kinderen met hun ouders in de Toeslagenaffaire zou volgens zowat alle commentatoren (voorbeeld) een topprioriteit moet zijn. Niet echter voor  D66‑minister Weerwind (Rechtsbescherming). Dat blijkt uit zijn Kamerbrief van 31 maart 2022. ‘Hereniging’ is daarin genoemd als een “wens” van de ouders waaraan de  procesbegeleiders van een Landelijk Ondersteuningsteam “een luisterend oor” moeten bieden en met wie de ouders “de mogelijkheden” kunnen bespreken. Welnu, die mogelijkheden zijn er niet; de minister belast het politieke discours met mooie praatjes en wekt valse hoop bij ouders.

 

 

Minister en jeugdbeschermers suggereren namelijk dat er heus wel wat meer aan de hand was in de gezinnen van de toeslagenslachtoffers – niet dat ene vinkje bij de belastingdienst, maar “andere problemen” noopten tot OTS en UHP (ondertoezichtstelling resp. uithuisplaatsing). De gedupeerde ouders zullen dit ervaren als blaming the victim. Na de gezinsontwrichting door uitzichtloze schulden, gevolg van de meedogenloze behandeling door de Belastingdienst, heeft Jeugdzorg die ouders met dezelfde meedogenloosheid ook nog eens hun kinderen afgenomen in plaats van hen “hulp en steun [te bieden, erop] gericht de ouders zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen te laten dragen” zoals de wet in art. 1:262 lid 1 BW voorschrijft. De feiten zijn zoals ze zijn en de vraag wie de feiten heeft veroorzaakt (de Overheid dus) is rechtens niet relevant, zo is de heersende opvatting. (Even irrelevant is het feit dat een OTS en UHP meestal meer kwaad dan goed doet). Het toegezegde onderzoek kan onmogelijk uitwijzen of het optreden van de Belastingdienst en nalatigheid van Jeugdzorg niet juist de oorzaak waren van die “andere problemen”, nog daargelaten dat de reguliere kinderbescherming als geheel berust op een subjectief, dus onweerlegbaar, criterium “ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd.” (Art. 1:255 lid 1 BW, maar wanneer is een kind ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd?).

 

Ouderonthechting wordt daarbij in de hand gewerkt door een omgangsregeling-onder-toezicht van een uurtje per maand of minder. Het verstrijken van de (volstrekt willekeurige) “aanvaardbaar te achten termijn” (art. 1:255 lid 1 sub a BW) maakt dat het gezag over de meeste Toeslagenkinderen al is overgaan naar een zogenaamd “perspectiefgezin”. (Als reactie op alle kritiek gaat dat beginsel nu op richtlijnniveau "anders geformuleerd" worden; in de wet blijft het staan – m.a.w. alles blijft zoals het was; de richtlijnopstellers wanen zich wetgever). De maatregelen van kinderbescherming vormen een fuik waaruit niet te ontsnappen is. De enige optie voor de ouders is een verzoek tot herstel in het gezag, maar dan moet de ouder bewijzen dat gezagsherstel in het belang van het kind is, hetgeen meestal afstuit op het “ingegroeid” zijn in het nieuwe gezin (nog zo’n willekeurig argument). Deze ongemakkelijke waarheid wordt door minister Weerwind steevast gemaskeerd met gratuite toezeggingen en misleidende formuleringen, zowel in zijn Kamerbrief als in de media.

 

Weerwind: “Laat ik vooropstellen, het getal van 1.115 uithuisgeplaatste kinderen, waarover iedereen praat, is 420”. Daarmee ontregelde hij direct het debat over de uithuisgeplaatste kinderen in het TV-programma OP1 van donderdag 31 maart 2022. “Sorry, ik begrijp het even niet”, aldus Sven Kockelmann na de nodige wollige toelichtingen van de minister en, wijzend op de CBS-cijfers: ”Er zit nogal een groot gat tussen 1.115 en 420. Waar zijn die andere kinderen dan?” Minister Weerwind: “We hebben die berekening opnieuw gedaan en zijn tot de conclusie gekomen dat je praat per eind 2020 over 420 kinderen in totaliteit”, suggererend dat de CBS-cijfers niet zouden kloppen of dat die andere kinderen dankzij herbeoordeling met hun ouders zouden zijn herenigd. Wat hij verzweeg is dat die ontbrekende kinderen inmiddels op hun 18-de verjaardag zijn gesaved by the bell.

 

Het was de eerste van een reeks misleidingen waarmee minister Weerwind het debat in OP1 ontregelde. “En van die 420 kinderen dan, hoeveel daarvan zijn weer terug bij hun ouders?” vroeg Kockelmann. “Laat ik voorop stellen, ieder kind dat uit huis geplaatst wordt is al ernstig genoeg” sprak Minister Weerwind op zalvende toon, maar dat was geen antwoord op de vraag. Weerwind probeerde het nog met een politiek veilig geacht “dat ik dat niet weet”. Het niet weten van datgene wat door een minister geweten moet worden is normaliter een doodzonde. Maar volgens minister Weerwind zouden “privacy-redenen” daaraan ten grondslag liggen. Dat is natuurlijk de ongeloofwaardigheid ten top. Alsof het enkel noemen van het aantal vrijgelaten kinderen (te weten: nul) een privacy-schending zou opleveren. Voorts: aan ouders die zich zouden melden wordt gratis rechtsbijstand toegezegd, en nog wel “van een gespecialiseerd advocaat”. Saillant detail: die beloofde rechtsbijstand betrof de zaken tegen de belastingdienst. Inzake OTS en uithuisplaatsingen hebben ouders sowieso recht op gefinancierde rechtsbijstand van een in het jeugdrecht gespecialiseerd advocaat. En daarbij: een advocaat, gespecialiseerd of niet, heeft in jeugdbeschermingszaken geen enkele toegevoegde waarde.

 

Een ander saillant detail is dat D66-kamerlid Vera Bergkamp reeds op 6 oktober 2017 middels Kamervragen bij de voorganger van minister Voordewind vergeefs heeft aangedrongen op rehabilitatie of rechtsherstel en hereniging. Toen heette het dat er geen definitie te geven was van ‘onterechte uithuisplaatsing’. Nu geeft de minister ouders valse hoop door om deze waarheid heen te draaien.

 

Kortom, het verweer van minister Weerwind bestaat uit mooie praatjes, niet bedoeld om rechtsherstel na het ongekend onrecht te realiseren, maar om zonder kleerscheuren de maatschappelijke storm van verontwaardiging door te komen. Eigen huid eerst. Dat is precies de kern van de onder vuur liggende bestuurscultuur: het alom aanwezige “eigen huid eerst-principe” dient plaats te maken voor respect, eerlijkheid en openheid; misleiding in het debat en in het optreden naar de burger moet worden uitgebannen.

 

Rechtsherstel kan niet gerealiseerd worden binnen het huidige reguliere wettelijke kader. Tegelijk is rechtsherstel door de Staat na toegebracht onrecht in een rechtsstaat van dwingende aard. Het zou moeten beginnen met een Generaal Pardon van nietigverklaring van de betreffende rechterlijke uitspraken, zodat de kinderen terug kunnen naar hun ouders. Het is aan de wetgever om daar onverwijld een oplossing voor te construeren. Voorts moet het reguliere kader van de kinderbeschermingsmaatregelen in zijn geheel worden herzien, o.a. door vervanging van het subjectieve ‘ontwikkelingsbedreiging’ door meer objectieve grondslagen voor (ja, ook zelfkritische) interventie, integrale afschaffing van de door sociale wetenschappers opgestelde NJI-richtlijnen en door een noodwet tot afschaffing van de aanvaardbare termijn. Zolang het wettelijk kader niet op orde is wordt het niets met de verlangde politieke cultuurwijziging.

 

Door: Mr Ir Peter Prinsen, oud-advocaat

 

PP - Laatst bewerkt: 21-04-2022 12:41

 

Lees 3083 keer Laatst aangepast op maandag, 14 november 2022 09:21
Beoordeel dit item
(2 stemmen)

Meer in deze categorie: « WAARHEIDSVINDING