Charmeoffensief van jeugdzorg
Beide benaderingen, het charmeoffensief en het in de slachtofferrol kruipen, hebben met elkaar gemeen dat er niet inhoudelijk wordt ingegaan op de kritiek van ouders, advocaten, wetenschappers, pedagogen en hoogleraren over de onkunde, willekeur en machtsmisbruik door jeugdbeschermers.(3) Het publiek en de politiek moeten koste wat kost blijven geloven dat wat er mis gaat in de jeugdzorg incidenteel is en niet structureel. (4) Ruud Brinkman doet in zijn benadering strategisch een beetje van allebei. Hij begint met jeremiëren over het geweld en de bedreigingen tegen zijn medewerkers, maar zegt niet dat klachten van ouders valide kunnen zijn met concreet onrecht tot gevolg dat dus ook ongedaan moet worden gemaakt. Het blijft bij ‘ernstige gevolgen voor ouders en kinderen’ en dat is dan kennelijk jammer, maar helaas. Hij noemt het nadrukkelijk ‘fouten’ en geen beleid om een rechter, die jurist is, opzettelijk pedagogisch op het verkeerde been te zetten. Ouders die in grote getale door de jaren heen hun beklag hebben gedaan over jeugdzorg spreken zelden van fouten in de betekenis van verkeerde inschattingen. In veel gevallen gaat het over het moedwillig doordrukken van onjuistheden richting de Kinderbescherming en de rechtbank, ook als deze al lang bekend zijn. Brinkman spreekt met geen woord over de documentaire Goede moeders die recentelijk zoveel heeft losgemaakt en juist daarin komen de feitelijke onjuistheden in jeugdzorgrapporten en de krampachtige reactie van twee Veilig Thuis medewerkers die hiermee geconfronteerd worden pijnlijk naar voren.
Misleidend
Verder schetst Brinkman een beeld van de situatie waarin zijn organisatie moet werken in vergelijking met vóór 2015 (Transitie Jeugdzorg) die behoorlijk misleidend is. Toen zat de GI volgens hem niet alleen aan het eind van de keten waar de gedwongen hulp wordt uitgevoerd, maar deden ze er ook nog lichtere casussen bij in het vrijwillige kader waarbij de ouders vaker meewerkten, bijvoorbeeld omdat ze zelf met een hulpvraag waren gekomen. Dit lijkt te suggereren dat veel ouders en kinderen toen wel tevreden waren over jeugdzorg, maar dat is niet zo. Een belangrijke klacht was toen juist dat jeugdzorg (GI) vaak plotseling van vrijwillige hulp overschakelde naar gedwongen hulp, niet alleen vanwege de perverse financiële prikkel (een OTS of een UHP leverde geld op en vrijwillige hulp moest uit het eigen jaarlijkse budget worden betaald), maar de juridische dreiging die altijd in de lucht hing verziekte menig ‘vrijwillig’ hulptraject. Een meningsverschil tussen de doorgaans veel te jonge jeugdbeschermers (5) en ouders kon al reden zijn om met de rechter te dreigen en ook toen hadden jeugdbeschermers niet de kwaliteiten in huis om hoogwaardige jeugdhulp te geven, net als in de huidige praktijk.
Machteloze toeschouwer
Een andere klacht over jeugdzorg was de partijdigheid van de jeugdbeschermers die menig smeulend vuurtje na een echtscheiding tot een heidebrand wisten om te vormen. Eenmaal in de molen van jeugdzorg was er voor één van beide ouders vaak geen redden meer aan. Sinds jaar en dag is een van de belangrijkste klachten over jeugdzorg die van ouderverstoting. En hoeveel aandacht dit fenomeen tot op heden ook heeft gekregen -zelfs van de politiek- de adder onder het gras blijft dat in laatste instantie de jeugdbeschermers mogen bepalen of de inzet van de sterke arm der wet ‘in het belang van het kind’ is, waarmee het civiel recht tot een machteloze toeschouwer wordt gemaakt zelfs als er eens recht wordt gesproken. Het wrange is dat zowel politiek als jeugdzorg hiermee weer voorbij gaan aan de herhaaldelijk geuite kritiek van emeritus hoogleraar René Hoksbergen (6) dat niet alleen ‘hechting’ een criterium moet zijn bij de beoordeling van wat in het belang is van een kind, maar ook afkomst en identiteit. Dat betekent dat het zeer zelden voorkomt dat een kind er bij gebaat is geen enkel contact meer te hebben met één of beide ouders, iets waar jeugdzorg vrij gemakkelijk toe kan besluiten.
Jeugdzorg vóór 2015
Terecht zegt Brinkman over de Transitie jeugdzorg: “Voor de transitie had je een paar grote partijen die het hele zorgspectrum bestreken. Nu heb je honderden kleine partijtjes die allemaal een klein stukje uit de taart halen, en dan meestal het makkelijkste of meest profijtelijke stukje. Voor de moeilijkste gevallen, die ook het meest kosten, houd je dus maar heel weinig hulpverleners over.” Dit was echter te verwachten want geen enkele commerciële zorgaanbieder zal voor de lol gedwongen maatregelen uitvoeren, temeer omdat door de nieuwe manier van zorg organiseren via de wijkteams de onrealistische verwachting van beleidsmakers was dat de gedwongen hulp dramatisch zou afnemen. Waarom die verwachting onrealistisch was is vaak genoeg uitgelegd, maar de grote vraag is waarom noch de politiek, noch de jeugdzorg zelf daar lessen uit hebben getrokken. Waarom voelen ouders zich zo onveilig thuis bij een instantie als Veilig Thuis, die aan het begin staat van de keten? En waarom worden fouten aan het begin van het traject niet halverwege opgemerkt of zelfs bij de laatste schakel? (7) Want hiermee komen we op een ander belangrijk punt van Brinkman dat het beeld van de jeugdzorg in de ogen van de argeloze lezer helemaal scheef trekt. Als er sprake is van een gedwongen maatregel ‘aan het eind van de keten’ dan zou er in veel gevallen al niets meer te repareren zijn. Dan is er al teveel schade gedaan…. Door wie is er teveel schade gedaan en wat is teveel schade in zijn optiek? Misschien bedoelt Brinkman stiekem dat de beeldvorming door de ketenpartners met haar ‘zwaan-kleef-aan’-mechanisme dan reeds haar funeste werk heeft gedaan en het voor ouders vechten tegen de bierkaai is geworden.
Cliënt van Jeugdzorg
Weet Ruud Brinkman niet dat een ondertoezichtstelling bij uitstek een pedagogische maatregel is, die ooit is ingesteld om zaken van (vermeende) kindermishandeling buiten het strafrecht te houden? Een ondertoezichtstelling (OTS) leidt niet automatisch tot een uithuisplaatsing en zou dit zelfs zelden behoren te doen. De OTS moet dat tegen elke prijs voorkomen door de juiste hulp te bieden die past bij de wensen van kind en ouders, want het recht op gezinsleven moet worden geëerbiedigd. Ouders moeten bij een ondertoezichtstelling de kans krijgen zichzelf opvoedkundig te verbeteren, aangenomen dat de beschuldigingen van pedagogisch onvermogen terecht zijn. Maar zijn ze dat altijd? En kun je het ouders kwalijk nemen dat ze zich niet neerleggen bij foute informatie, verkeerde conclusies, vrije interpretaties, suggesties, onderbuik- en niet-pluisgevoelens, negatieve karakterisering, ‘vermoeden van verslaving’, ‘verstandelijke beperking’, allemaal zonder deugdelijk wetenschappelijk onderzoek (8) omdat dit teveel tijd kost of teveel geld of omdat het niet leuk is dat echte deskundigen de jeugdbeschermers in de kaart kijken en ze moeten corrigeren?
Brinkman doet voorkomen alsof de bejegening van ouders niet van belang is (al die overbodige klachtenprocedures), want het gaat immers om het kind. Denkt meneer Brinkman soms dat het kind de cliënt is van jeugdzorg? Laten wij hem dan even uit de droom helpen. De cliënt is de ouder van het kind en correcte bejegening van die ouder is van het allergrootste belang als het gaat over het welzijn van kinderen, want in de regel beschouwen ouders hun kinderen als hun kostbaarste bezit. Een onheuse bejegening en het niet corrigeren van fouten door jeugdbeschermers die grote gevolgen kunnen hebben, niet alleen voor het hulptraject maar meer nog voor de rechtsgang, maakt dat ouders het hele systeem gaan wantrouwen en dan is escalatie en agressie een automatisch gevolg. Het gaat in dit werk niet over een pak suiker, maar over iemands’ kind. Ouders zitten niet te wachten op jeugdzorgbestuurders die ‘begrip voor de emoties’ hebben maar willen dat er wezenlijk iets verandert in de jeugdzorg. Er zijn talloze voorbeelden van gezinsvoogden/managers die geen ‘fouten’ hebben gemaakt, maar doelbewust de rechter hebben misleid. Of die het oordeel van de rechter naast zich neer hebben gelegd of ouders tot zaken hebben gedwongen waar ze in het geheel niet de juridische bevoegdheid toe hadden.
Papierwinkel krijgt de schuld
Na het beklag over het geweld en de bedreigingen tegen jeugdbeschermers, waar de lezer geen andere verklaring voor krijgt dan dat zaken ‘al te ver geëscaleerd zijn’ als ze aankomen bij de laatste schakel van de keten, waarbij er soms fouten worden gemaakt (maar hé, vergissen is menselijk!) volgt er de standaard-riedel over grote werkdruk en administratie. Gelukkig is Brinkman wel een fan van transparantie, dus dat zijn organisatie zich moet verantwoorden naar menige instantie vindt hij geen probleem, alleen jammer dat dit ten koste gaat van de tijd die aan kinderen kan worden besteed. Want dat is toch wel wat overheerst in het stuk, de gretigheid om bij het kind te komen. In de aanloop naar de Transitie werden we bij de Kamerdebatten ook al overspoeld met de ‘bureaucratie’ waar nu eindelijk eens een einde aan moest komen met de Transitie, want er moest ‘meer vertrouwen’ worden geschonken aan de mensen die dagelijks naar hartenlust knippen- en plakken in dossiers. Het is waar dat de bezuiniging die met de Transitie gepaard ging de jeugdzorg bepaald niet heeft verbeterd, want de gemiddelde caseload voor gezinsmanagers is wel eens beter geweest, maar ook in de beste tijden was de jeugdzorg een rammelend vehikel. Waar altijd de grootste klachten over bestonden zijn de valse beschuldigingen in dossiers en de pertinente weigering van jeugdzorg of de Raad om het te veranderen. De meeste controlemechanismen zijn door de jaren heen steeds opnieuw een wassen neus gebleken, dus met die transparantie valt het wel mee.
Sluimerende toeslagenaffaire
Als Brinkman afsluit met een jubelstemming dat er ‘ook veel goed gaat in de jeugdzorg’ en dat de media wat vaker de ‘succesverhalen’ zouden moeten belichten omdat zijn medewerkers ‘echt fantastische dingen’ doen voor ouders en kinderen, wordt maar weer eens duidelijk dat jeugdzorg nooit een lerende organisatie zal worden en dat ze er vooral zijn voor hun eigen voortbestaan, goed gepositioneerd tussen de medische- en de GGZ-specialist in het zompige moeras van ‘pedagogische verwaarlozing’ waar zij mogen bepalen wat de waarheid is. (9) Dus de 95 % van de jeugdbeschermers die het werk met plezier doet -ondanks dat ze ‘bijna bezwijken onder de grote werkdruk’ maar desalniettemin het werk een 7,6 geven- zal gewoon doorgaan op de oude voet, natuurlijk het liefst met wat minder papierwerk en klachtenprocedures. Met de nieuwe wetgeving van Grapperhaus voor het terugdringen van agressie tegen jeugdbeschermers op sociale media kan de komende jaren weer lekker aan symptoombestrijding worden gedaan en kunnen de onderliggende gebreken in het systeem nog een tijdje vooruit worden geschoven, totdat er een journalist of Kamerlid komt die deze sector ontdekt als een al jaren sluimerende toeslagenaffaire. (10)
Sven Snijer - Ranada van Kralingen
(2)https://www.2doc.nl/documentaires/series/2doc/2021/goede-moeders.html
(3) https://www.femkefataal.nl/revolutionaire-wetenschappelijke-verandering-jeugdzorg-broodnodig/
(4) https://wnl.tv/2021/06/24/alarmerend-rapport-over-jeugdzorg-werd-jarenlang-stilgehouden/
https://www.nrc.nl/nieuws/2021/06/23/kritisch-rapport-stilgehouden-over-fouten-in-jeugdzorg-a4048597
(5)http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2013/11/pieter-en-zijn-meisjes.html
(6)http://svensnijer-essays.blogspot.com/2017/08/rene-hoksbergen-over-adoptie-en.html
https://www.omroepzeeland.nl/nieuws/123098/Onderzoeker-Er-zit-iets-grondig-fout-in-de-jeugdzorg
(9)http://jeugdzorg-darkhorse.blogspot.com/2012/12/wat-de-bobos-pijnlijk-vinden.html?m=0
(10)https://www.mr-online.nl/jeugdbescherming-en-familierecht-parallellen-met-de-toeslagenaffaire/