Problemen bij adoptiekinderen
René Hoksbergen: Kern van de zaak is dat zowel Femmie Juffer als Tonny Weterings persoonlijk betrokken zijn bij hun uitspraken.(2) Juffer is adoptiemoeder die bij mij is gepromoveerd. Daarna is ze naar Leiden gegaan en ging het helaas helemaal mis. Zij werkte samen met professor van IJzendoorn die nu de universiteit uitgezet is. .Zij heeft als adoptiemoeder geprobeerd aan te tonen bij de adoptie van een buitenlands kind, hoe goed dat is voor het kind vergeleken met kinderen die in een vergelijkende situatie in het land van herkomst blijven. Nou is het treurige van haar onderzoek en dat is wat ik Frank Verhulst (3) dertig jaar geleden ook heb verweten, dat zij niet benadrukt dat als die kinderen hier komen er allerlei bijzondere problemen ontstaan en dat we geadopteerden daarmee moeten helpen. Zij geeft daar wel in bepaalde analyses informatie over, bijvoorbeeld dat ze veel vaker hulp nodig hebben -dat kan ook niet anders want dat komt gewoon uit dat en veel ander onderzoek onderzoek naar voren- maar hoe je dan met die problemen om moet gaan en wat voor soort problemen dat dan zijn, daar zegt ze niets over. Ze komt niet met een specificatie van de problemen en hoe je die moet aanpakken.
Hechting en identiteit
Het tweede punt van kritische aandacht is dat met name Juffer indrukwekkend veel onderzoek heeft gedaan naar ‘hechting’ van adoptiekind aan ouders. Dit is toch wel de kern van haar werk geweest, daar is ze ook op gepromoveerd. Een onderzoek dat ik geïnitieerd heb en dan praten we over de jaren tachtig en begin jaren negentig. Maar zij is daarbij blijven stilstaan. Als adoptiekinderen opgroeien kunnen ze wel in zekere mate gehecht zijn aan hun adoptieouders. En laten we maar hopen dat dit altijd een positieve hechting is, want ze zijn hier en hebben alleen hun adoptieouders, dus prima als die relatie goed is. Vaak heb ik er in mijn praktijk ook voor gezorgd dat die relatie als die niet zo goed was, kon verbeteren. Maar als die kinderen opgroeien komt er nog iets anders om de hoek kijken en dat is identiteit, de kernvraag in het leven, ‘wie ben ik?’ En die twee aspecten, hechting en identiteit zijn verschillend, maar ook samenhangend, want naarmate het identiteitselement groter wordt kan de hechting minder worden. Want dan stellen de kinderen vast, als ze ouder worden en op een leeftijd van veertien, achttien of soms dertig jaar komen, dat ze toch anders zijn en dat ze niet wezenlijk thuis horen in het adoptiegezin. En dat ze andere ouders hebben, met wie ze misschien helemaal geen relatie hebben, maar die biologische ouders die wel van belang zijn. Ze hebben als het ware een open plek in hun leven, in hun denken, in hun gevoelens. En dat is te weinig benadrukt.
Niemand wil als pleegkind door het leven
In het Groningse geval bijvoorbeeld, kun je zien dat het gaat om een kind van zeven jaar. Ik heb ervoor gepleit dat het terug kan naar haar biologische ouders. Die biologische ouders zijn gewoon goedgekeurd door de Raad voor de Kinderbescherming, want ze hebben nog een ander kind en daar gaan ze uitstekend mee om. Ze zijn al jaren uit de drugsproblemen, ze zijn gewoon hersteld. Nou dat kan, mensen kunnen herstellen. Ik heb ze allebei gezien en intensief gesproken voor zover ik weet is dat ook betrouwbaar. Dan hoort zo’n kind gewoon weer terug naar de ouders te gaan, want een kind wil niet als pleegkind door het leven. Dat is heel simpel. Een kind wil ook niet als adoptiekind door het leven, als dat niet nodig is, want dat is gewoon hetzelfde. Er zijn hele grote verschillen tussen pleegkinderen en adoptiekinderen die uit het buitenland komen, maar er is niet zoveel verschil wat identiteitsproblemen betreft. Ieder kind wil zijn of haar afkomst kennen.
Een pleegkind kan zich goed hechten aan zijn pleegouders, maar tegelijkertijd heeft het biologische ouders en het systeem was toch altijd zodanig dat als een pleegkind terug kon naar de biologische ouders, dat het terug ging. Kijk, het kind waar we hier over spreken is wel degelijk gehecht aan de biologische ouders, want het kent die biologische ouders heel goed. Het is wel tientallen keren, in totaal misschien wel honderd dagen met ze omgegaan, dus als dan die biologische ouders akkoord zijn, ook na toetsing door officiële instanties zoals de Kinderbescherming, dan hoort dat kind gewoon terug te gaan. Dan kun je daar een half jaar voor nemen of een jaar, maar zo moet dat gaan. En als dat niet zo gaat dan is dat schadelijk voor het kind, maar ook schadelijk voor het dochtertje dat wel opgroeit bij die biologische ouders. Zeer schadelijk zelfs. Dan bestaat de kans dat als het kind een jaar of tien, twaalf is, als de hormonen beginnen te werken, ze gaat protesteren en zich afvraagt: ‘Waarom ben ik eigenlijk nog hier? Ik ken mijn biologische ouders ook en dat zijn lieve mensen, daar wil ik weer naar terug. Ik wil hier niet meer zijn.’ En dan krijg je een strijd van loyaliteit in het kind zelf en mogelijk grote problemen in het pleeggezin tot weglopen aan toe.
Mogelijke gevolgen pleegplaatsing
Dan heb je als eerste de kans dat het zich volledig bij de pleegouders aansluit en helemaal niets meer met die biologische ouders te maken wil hebben, dus ook niet met die dochter. Die kans, die extreme kans bestaat. Maar dat is ook niet goed, want die dochter is er en die wil met haar zusje omgaan. De kans is ook aanwezig dat ze de pleegouders geheel zal afwijzen en dat ze gaat protesteren en weglopen. Dat ze wegloopt en ook niet teruggaat naar de biologische ouders, omdat ze boos is en dat ze dan op haar veertiende of op haar zestiende in de prostitutie of drugscene terecht komt. Het kan ook zijn dat ze naar haar biologische ouders gaat en zegt: ‘Ik wil hier blijven’. En dan krijg je geruzie met de Kinderbescherming en Jeugdzorg. Deze situatie lijkt nu al te ontstaan, het kind zegt al bij herhaling dat zij bij haar ouders wil blijven, dus het is fout om het zo door te laten gaan. De kans dat het kind gaat protesteren is levensgroot. Dat zie ik in die adoptiefamilies ook, dat de adoptiekinderen gaan protesteren, soms al omdat ze naar de kerk moeten. Dit is verkeerd en zeer schadelijk voor het kind. Ik vind het heel merkwaardig dat een Bureau Jeugdzorg gaat dreigen…gaat dreigen, zoals in dit geval, ‘als jullie in beroep gaan…’ Dat past een instelling niet. Dat is allemaal schadelijk voor het kind. En wat ook ernstig is, dat ze allemaal veronderstellingen hebben aangebracht met dat woord ‘rust’, maar dat is bedrog. Continuering van deze door het kind ongewenste situatie schept veel onrust bij het kind en straks agressie. Het kind wil gewoon omgaan met haar ouders en zusje. Hoe kan het nu dat het kind niet met haar eigen ouders om mag gaan als dat normale ouders zijn? Dat kan gewoon niet.
Wie zijn de pleegouders?
Ik heb hier niet zo vaak mee te maken, maar ik ben door deze mensen gevraagd om hulp te bieden. Ik zeg niet op alles ‘ja’, maar ik vond dit zo’n bijzonder geval en dacht ‘wat is hier nu gaande?’ Toen ben ik daar op ingesprongen en ik ben verbijsterd. Bijvoorbeeld: de mening van het kind. Ik lees nergens de mening van het kind, terwijl het toch zo is dat een kind gehoord moet worden. Het kind is niet gehoord, dus hier wordt aan alle kanten basaal onrecht gepleegd en dan lijkt het wel alsof men zich een mening heeft gevormd aan de hand van een brief die mevrouw Weterings naar Groningen heeft gestuurd. Zij is zelf kinderloos en een pleegzorgadept (voorstander van ‘pleegplaatsing met perspectief’) dus zij zal eerder de neiging hebben om pleegouders te beschermen. Daarbij heb ik ook niets gelezen van een oordeel over dit pleeggezin. Ik krijg natuurlijk van de biologische ouders negatieve dingen te horen, maar ik wil objectieve gegevens. Die lees ik niet, want er wordt gezegd dat het kind gehecht is aan de pleegouders, maar waar is het kind eigenlijk aan gehecht? Wat voor soort pleegouders zijn zij? Ik zou dat willen weten, gewoon keihard objectief onderzoek.
Samenwerking met instanties
Ik heb met verschillende Bureau’s Jeugdzorg te maken. Wat mij opvalt aan Bureau Jeugdzorg Groningen is dat men ontzettend vasthoudt aan een systeem van het kind bij de pleegouders houden en dat men niet kritisch kijkt naar belangrijke veranderingen. Er zijn essentiële veranderingen in deze casus en dan moet je daar rekening mee houden. Ik heb met Bureau Jeugdzorg van Gouda-West te maken, Altrecht in Zeist en met Bureau Jeugdzorg in Oldenzaal en dat verloopt allebei positief. Ik heb daar heel intensief contact mee gehad en nog steeds, want ze hebben mij gevraagd om hulp. Ik word nogal eens benaderd door instanties als ze het gevoel hebben dat ze er zelf niet uitkomen, zoals bijvoorbeeld Altrecht in Zeist. Ik werk intensief met deze instanties samen en ik ben dus verbaasd over dit Groningse geval. Bedreigingen door een instelling, dat kom ik niet tegen. Dat kan gewoon niet! In deze hulpverlening kun je niet dreigen, dat gaat niet. In een individueel geval kun je wel degelijk zeggen ‘als…dan..’, maar dit gaat over een Hoger Beroep. Als je je recht zoekt als ouders, om dan als instantie te gaan dreigen, dat is een ontslagreden. Zo zie ik dat.
De strijd tussen hechting en identiteit
De kern van deze zaak in Groningen is de strijd tussen het belang van hechting en het belang van identiteit. Mevrouw Weterings is ongeveer even oud als ik, maar ze is niet meegegaan met de ontwikkelingen in dit verband en Juffer al helemaal niet. Juffer zit helemaal vast in dat omvangrijke Leidse onderzoek rond ‘attachment’(hechting), want dat staat centraal daar bij Van IJzendoorn.(4) Juffer is niet veel verder gekomen, dus dat is tragisch. In de brief naar Groningen heeft Weterings dingen gezet waarvan ik denk ‘hoe kun je dat nou in godsnaam zeggen, dat is verouderd, dat is voorbij.’ Ik heb altijd begrepen dat het zo werkte in het systeem, dat als een kind terug kan naar de biologische ouders onder begeleiding en onder controle van de Kinderbescherming of Jeugdzorg (of allebei), dan gaat dat kind terug naar de biologische ouders. In principe hoort dat ook zo te zijn, tenzij er iets niet in de haak is. Ik heb wel eens een keer bij adoptieouders voorkomen dat het kind terugging naar de biologische ouders en met kracht. Ergens in Zeeland zat ooit een meisje van c.a. twaalf sinds haar geboorte in het pleeggezin, waar het prima ging. (5) De biologische moeder wilde haar meenemen de prostitutie in en dan is het gelijk afgelopen met het goede leven van het kind. Wat die moeder met haar eigen leven doet moet zij weten, maar je kunt daar geen kind aan blootstellen. Als het maar enigszins mogelijk is moet je een kind terugplaatsen, maar het moet niet ten koste van het kind gaan en de opvoeding en de toekomstmogelijkheden.
Machtsgevoel leidt tot beperkte visie
We zijn allemaal maar mensen en medewerkers van Bureau Jeugdzorg zijn niet ondeskundig, maar hun neiging om naar kritiek te luisteren kan te beperkt zijn. Het machtsgevoel kan tot een beperkte visie leiden. Dit zie je vaker. Trump is over het paard getild, de godheid zelve en zo gedraagt hij zich ook. Bij Bureau Jeugdzorg zie je dat bij sommigen ook optreden. Er is te weinig kritiek van het hogere kader. Onderling hebben ze heus wel discussies, want dat zit in het systeem. Bij andere zaken zeggen ze wel eens ‘als we eerder contact hadden gehad met jou dan hadden we anders gehandeld’. Soms wordt er wat met mijn adviezen gedaan. Dark horse en SOS-jeugdzorg zitten op de ‘negatieve lijn’, gefocust op zaken waarin het fout gaat. Dat heb ik enigzins ook, want ik zie bij volwassen geadopteerden vrijwel alleen de probleemgevallen. Noem een probleem en ik heb het hier wel gehad; moord, suïcide, incest (moeder-zoon vaak, maar ook broertje-zusje, eigen kind, adoptiekind), noem het maar op. Maar het is niet alleen maar ellende. Er zijn heel gelukkige adoptiegezinnen bij wie het goed gaat. En ook bij geadopteerden die de problematiek van geadopteerd zijn en afgestaan zijn verwerkt hebben.
Pleegouders in deze zaak
De pleegouders in deze zaak lijken niet hetzelfde standpunt in te nemen. De biologische vader Michiel zei: ‘Die pleegvader, daar kan ik goed mee praten, maar die pleegmoeder is een ander verhaal’. Het meisje waar het nu om draait, dat is het eerste pleegkind in een situatie waarin pleegouders geen kinderen konden krijgen, maar nu heeft die moeder er al twee of drie van zichzelf, dus dat is een heel andere situatie geworden. Ik voorspel dat dit pleegkind op de tweede plaats gaat komen in dit gezin en dat is misschien al gaande. Honderd procent zekerheid heb je nooit, maar ik ben wel bang dat het gaat gebeuren.
Er is nu een gevecht gaande over een kind, een regelrecht gevecht. Ik denk dat die pleegvader wel open zou staan voor terugplaatsing. Die heeft meer afstand en is veel realistischer. Ik heb het gevoel dat de pleegouders het een beetje over zich heen laten komen, want het zijn vooral Bureau Jeugdzorg, de advocaat en (een brief van) mevrouw Weterings die strijden tegen de biologische ouders.
Geleidelijke terugplaatsing
Over de omgangsfrequentie voor de ouders met hun kind in een pleegsituatie kan ik geen algemene uitspraken doen. Het komt voor dat kinderen ieder weekend naar de biologische ouders gaan, maar dat moet je per geval bekijken. Er zijn ook pleegkinderen die helemaal niet terug naar huis willen. In deze Groningse zaak was ik wel onder de indruk van wat de biologische vader Michael zei: ‘Als het kind bij ons terugkomt dan moet dat geleidelijk gebeuren, maar wij zijn ook al gelukkig als wij regelmatig onze dochter thuis hebben, maar niet één keer in de zes weken. Gewoon vaker, voor mijn part één keer in de twee weken.’ Hij claimt dat kind niet eens voor de volle honderd procent, terwijl ik zeg ‘dit kind moet terug naar huis’. Dat pleit voor hem en ook voor zijn vrouw. Zij denken echt aan het belang van hun dochter.
Ze hebben dit kind moeten afstaan vanwege hun drugsgebruik vijf, zes jaar geleden. Gelukkig geen drank tijdens de zwangerschap want dat is nog veel erger. Maar dat is al jaren voorbij. Ze zijn hersteld. Ze hebben allebei een baan en doen hun best in de samenleving. Een gewoon gezin, huisje boompje, beestje. Het zijn geen heiligen, maar ik had de indruk dat ze luisteren naar wat onafhankelijke mensen suggereren.
Je eigen functioneren ter discussie stellen
Deze zaak verbaast mij, ik vind het schandelijk. Ik zie het zo voor me, de ellende voor dit kind later als het tien, twaalf jaar is. Ik heb de ouders geadviseerd om wel degelijk in Hoger Beroep te gaan en als ik opgeroepen wordt zal ik dingen nog duidelijker op papier zetten. Jeugdzorg Groningen heeft gezegd: ‘Gaan jullie als biologische ouders in Hoger Beroep dan gaan wij de omgangsregeling veranderen ten negatieve’. Dus geen omgangsregeling meer of één keer in het jaar. Dat kan natuurlijk niet! Dat is onvoorstelbaar, dat kan gewoon niet. Ik ben dit niet gewend van een Bureau Jeugdzorg. Dit heeft met jeugdzorg niets te maken. Er is binnen Bureau Jeugdzorg Groningen kennelijk te weinig onderlinge kritiek. Het is juist goed als mensen van Jeugdzorg hun twijfels of aarzelingen aan een derde voorleggen, een onafhankelijke deskundige, om zo hun eigen mening te toetsen. Dat ze kunnen toegeven dat ze iets ‘zo niet hadden moeten doen’. Gewoon zoals je behoort te werken. Je bent geen heilige als je de macht hebt over één of ander geval. Je moet je werk en je positie ter discussie durven stellen. Zo hoort het te gaan. In de klinische praktijk heet dat intervisie.
Centrum voor adoptie en pleegzorg
De nazorg bij adoptie schiet volstrekt tekort. Er is ook geen nazorg voor volwassen geadopteerden. Veel van die mensen hebben specifieke vragen en problemen waarvoor ze niet bij iedereen terecht kunnen. Daar moet je specifiek adoptiedeskundige voor zijn. Ik heb gepleit voor een centrale instelling voor adoptie- en pleegzorg.(6) Die geeft dan begeleiding en hulpverlening aan pleeg- en adoptieouders en aan pleeg- en adoptiekinderen. De biologische ouders spelen op de achtergrond natuurlijk ook een rol als de kinderen daar contact mee kunnen blijven houden, die komen er vanzelf in. Je praat dan over drie groepen volwassenen en twee groepen kinderen. Dat levert geld op. Het levert geld op aan verminderde hulpverlening en de kwaliteit van leven van mensen.
© Jeugdzorg Dark horse en SOS-jeugdzorg
(1)A.M. (Tonny) Weterings is als pedagoge na haar pensionering verbonden gebleven aan de Universiteit Leiden als senior onderzoeker op het gebied van de jeugd- en pleegzorg. Zij rapporteert aan rechtbanken en tevens is zij als docent verbonden aan SSR, Studiecentrum Rechtspleging, waar zij cursussen geeft aan kinderrechters en gerechtssecretarissen.
(2)Femmie Juffer is adoptiemoeder. Zij deed longitudinaal onderzoek bij adoptiekinderen, maar zag de respondenten niet bij herhaling zelf in tegenstelling tot Hoksbergen die haar hierop bekritiseert. Tonny Weterings is kinderloos en voorstander van langdurig verblijf van kinderen bij hun pleegouders.
(3)Frank Verhulst, Emeritus hoogleraar en afdelingshoofd van de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie bij het Erasmus MC.
(4)Een review door Femmie Juffer geschreven over het commentaar van Rien van IJzendoorn n.a.v. het rapport ‘Bezinning op Interlandelijke Adoptie’ - 2 november 2016, van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) bespreekt vooral het aspect van hechting en laat de problemen met identiteit bij geadopteerden op latere leeftijd buiten beschouwing. Ook het argument van de RSJ dat er beter kan worden geïnvesteerd in jeugdbescherming in het land van herkomt krijgt geen aandacht, buiten de bespreking van de huidige kinderhuizen en het niveau van hechting bij de kinderen daar. http://www.opvoeding-wetenschap.nl/2017/03/02/interlandelijke-adoptie-en-gehechtheid/
(5) https://www.bol.com/nl/p/kinderen-die-niet-konden-blijven/1001004010981302/
(6) René Hoksbergen pleit voor verplichte nazorg bij adopteren van kinderen
https://www.youtube.com/watch?v=1bW16lvcLNs