jeugdbeschermer - SOS-Jeugdzorg

Casuïstiek


 

 

 

Waarheidsvinding versus Niet-pluis-gevoel

Ouders en jeugdbeschermers zijn al jaren verwikkeld in een hoog oplopend debat over valse beschuldigingen in rapporten. Jeugdbeschermers: “In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding. Dat begrip komt uit het strafrecht. In het Jeugdrecht kunnen we daar niets mee”.

Het is niet verwonderlijk dat ouders zich met dit antwoord niet-gehoord voelen. Zij vinden het oneerlijk, een drogreden: zij klagen immers niet over het niet-vinden-van-de-waarheid (welke waarheid), maar over het toelaten van onwaarheden. Tot in de hoogste regionen wordt met deze drogreden het debat de verkeerde kant opgestuurd. Ook op parlementair niveau, artikel 3.3 Jeugdwet en de aangepaste protocollen ten spijt.

Eerlijk debatteren

Een eerlijk debat begint ermee elkaar een blik te gunnen op de eigen positie bij de besluitvorming inzake een K.b.-maatregel. Een jeugdbeschermer die moet beslissen om in een bepaalde situatie een OTS of UHP voor te stellen komt soms niet verder dan een z.g. “niet-pluis-gevoel”: het gevoel dat iets niet goed zou kunnen zitten maar wat je niet hard kunt maken. “Stel dat het in dat gezin later misgaat”, zo is de gedachte, “dan ben ík daarvoor verantwoordelijk”.

Inderdaad: een niet-pluis-gevoel is niet te herleiden tot een harde waarheid. Alle begrip daarvoor. Maar dan?

De verleiding is groot om te zoeken naar concrete beschuldigingen die, mits waar, een maatregel meer kunnen rechtvaardigen. Halve waarheden en hele onwaarheden komen in het rapport dat uiteindelijk naar de rechter gaat.