jeugdrecht - SOS-Jeugdzorg

Casuïstiek

 

Het leek altijd een voordeel om zondermeer gelooft te worden door de rechter omdat de jeugdzorgmedewerker geldt als de professional, maar uiteindelijk werkt het in het nadeel van de hele sector. De gang naar de rechter is een standaardprocedure geworden in plaats van een uiterste maatregel. Naar de rechter gaan is vanuit de hulpvraag gezien al het falen van jeugdzorg. Normaal gesproken moet je dat ten koste van alles voorkomen, maar er wordt nu al vaak aan het begin van een traject mee gedreigd. En waarom doen ze dat? Omdat jeugdzorgwerkers en ketenpartners weten dat de controlerende taak van de rechter marginaal is. Dit ondermijnt automatisch een gezonde werkwijze in de hulpverlening.

 

 

Als de rechter niet weet hoe hij het werk van de jeugdzorg-professional moet toetsen dan komt het de kwaliteit van die zorgtaak niet ten goede en dan verliezen ouders daar bovenop ook nog eens het vertrouwen in het rechtssysteem wat leidt tot veel conflicten, bedreigingen richting Jeugdzorg en een hoog verloop van medewerkers. Niemand vindt dit werk nog leuk. Jeugdzorg heeft al meer dan veertig jaar een negatieve pers en dat zijn niet alleen maar incidenten, maar structurele tekortkomingen in werkwijze, bejegening van ouders, in combinatie met een falend rechtssysteem. Jeugdzorg is te vaak een systeem dat gehoorzaamheid afdwingt in plaats van hulp te organiseren die van toepassing is op de gezinssituatie.


 

 

 

Waarheidsvinding versus Niet-pluis-gevoel

Ouders en jeugdbeschermers zijn al jaren verwikkeld in een hoog oplopend debat over valse beschuldigingen in rapporten. Jeugdbeschermers: “In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding. Dat begrip komt uit het strafrecht. In het Jeugdrecht kunnen we daar niets mee”.

Het is niet verwonderlijk dat ouders zich met dit antwoord niet-gehoord voelen. Zij vinden het oneerlijk, een drogreden: zij klagen immers niet over het niet-vinden-van-de-waarheid (welke waarheid), maar over het toelaten van onwaarheden. Tot in de hoogste regionen wordt met deze drogreden het debat de verkeerde kant opgestuurd. Ook op parlementair niveau, artikel 3.3 Jeugdwet en de aangepaste protocollen ten spijt.

Eerlijk debatteren

Een eerlijk debat begint ermee elkaar een blik te gunnen op de eigen positie bij de besluitvorming inzake een K.b.-maatregel. Een jeugdbeschermer die moet beslissen om in een bepaalde situatie een OTS of UHP voor te stellen komt soms niet verder dan een z.g. “niet-pluis-gevoel”: het gevoel dat iets niet goed zou kunnen zitten maar wat je niet hard kunt maken. “Stel dat het in dat gezin later misgaat”, zo is de gedachte, “dan ben ík daarvoor verantwoordelijk”.

Inderdaad: een niet-pluis-gevoel is niet te herleiden tot een harde waarheid. Alle begrip daarvoor. Maar dan?

De verleiding is groot om te zoeken naar concrete beschuldigingen die, mits waar, een maatregel meer kunnen rechtvaardigen. Halve waarheden en hele onwaarheden komen in het rapport dat uiteindelijk naar de rechter gaat.

  

OPROEP van het Nederlands Advocaten Comité


Onderwerp: Onderzoek waarheidsvinding bij OTS en UHP

Beste ouders,

 

Als kinderen onder toezicht worden gesteld (OTS) en uit huis geplaatst (UHP) vindt veelal geen waarheidsvinding plaats. Onwaarheden blijven het oordeel van de rechter beïnvloeden. Een groep advocaten heeft het Nederlands Advocaten Comité Familie- & Jeugdrecht opgericht om de rechtspraktijk van het Jeugdrecht te onderzoeken.

 

Het Advocaten Comité zou graag documenten ontvangen van ouders om de handelswijze van jeugdbeschermers en rechters in kaart te brengen. Op basis hiervan wil het Advocaten Comité een onderzoek instellen naar de rechtmatigheid van uithuisplaatsingen. Het gaat om de volgende documenten:

 

1. Het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) en spoedmachtiging uithuisplaatsing (UHP). (Let op: er heeft dan nog geen ouderverhoor plaatsgevonden).

 

2. De beschikking van de kinderrechter op dat verzoek (meestal dezelfde dag).

 

3. De onderbouwing door de Raad bij gelegenheid van het ouderverhoor in de rechtbank (binnen 14 dagen nadat het kind uit huis is gehaald).

 

4. De beschikking van de kinderrechter ná ouderverhoor. (Het verzoek wordt meestal toegewezen voor 3 maanden ten behoeve van onderzoek).

 

5. Het onderzoeksrapport van de Raad voor de zitting van 3 maanden later.

 

6. De uiteindelijke beslissing van de kinderrechter tot OTS en UHP.

 

Wij ontvangen bovengenoemde stukken het liefst gescand en per e-mail op:

BELANGRIJK:

Gaarne uw begrip voor de volgende voorwaarden:

 

a.    Format Documentnaam: <jjjj.mm.dd - auteur - soort>.pdf.

b.    “auteur” is bijv.: RvdKb=Raad v.d. Kinderbescherming, KR=kinderrechter, GI=Gecertificeerde Instelling, VT=Veilig Thuis etc.

c.    Gebruik bij scannen de optie “doorzoekbaar”.

d.    WORD-bestanden: Opslaan als Adobe PDF, en dat bestand inzenden.

e.    Per PDF-bestand slechts één document.

f.     Toezenden alleen per e-mail. Niet via OneDrive of DropBox e.d..

 

Advocaten Comité
Mr. Ir. P.J.A. Prinsen
Renbaanstraat 45
2586 EX Den Haag