Verantwoordelijkheid bij jeugdzorg weghalen
Anders dan in de huidige benadering van het Ministerie Veiligheid & Justitie, dat eind 2017 samen met jeugdzorgorganisaties en ouderplatforms een ‘Congres Waarheidsvinding’ wil organiseren vanuit het perspectief en de bevoegdheden van Veilig Thuis, Jeugdzorg (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming, wil Struycken de verantwoordelijkheid voor de waarheidsvinding helemaal bij deze organisaties weghalen.(2) In plaats daarvan pleit hij voor een onafhankelijke onderzoeksrechter die in geval van ernstige zorgen over de veiligheid van een kind binnen drie dagen alle betrokkenen hoort in een zaak, zodat ook de ouders met ondersteuning van een advocaat de kans krijgen om hun verhaal te doen. Volgens Struycken denken Jeugdzorg en de Raad dat waarheidsvinding aan hen is overgelaten en de kinderrechter schuift daarmee tot op heden zijn verantwoordelijkheden op een makkelijke manier naar de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling.(3) “De kinderrechter toetst nauwelijks en dat komt door het systeem waarin de kinderrechter de zwakste schakel is. Wat ze nu in de jeugdwet hebben ingebouwd met artikel 3.3 is een soort gedragscode die suggereert dat de Raad voor de Kinderbescherming zoveel mogelijk de waarheid zal zeggen.”
Artikel 3.3: “De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn verplicht in rapportages of verzoekschriften de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.”
Officier van Justitie
Volgens Struycken is dit in feite een loze wetgeving. “De verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld een uithuisplaatsing moeten we niet neerleggen bij een kinderrechter op aangeven van Jeugdzorg of de Raad, want dan krijg je collega's die elkaar weer moeten beoordelen. Die verantwoordelijkheid moet je leggen bij een andere autoriteit, namelijk de Officier van Justitie. De jeugdwerkers maken dan een proces-verbaal dat ze samen met de politie aanbieden aan de officier van justitie. De Officier van Justitie moet binnen het kader van het civiele recht de bevoegdheid krijgen bepaalde vorderingen in te stellen, zoals een machtiging uithuisplaatsing en dit wordt dan getoetst door een onafhankelijke rechter. Nu krijgt de Raad voor de Kinderbescherming een machtiging uithuisplaatsing en wordt achteraf niet onderzocht op welke wijze dit is uitgevoerd en op welke rechtsgronden. De bevoegdheden zijn aan Raad/Jeugdzorg gegeven, evenals zeggenschap over de bezoekregeling die door jeugdzorg kan worden teruggedraaid of opgeschort na een schriftelijke aanwijzing zonder dat de rechter hierover oordeelt.”
Lees verder in de: Groningerkrant 22-02-2017